kruiden beleven = kruiden waarderen

Vorige week gaf ik een ‘lezing’ over kruiden. ‘Breng je zelf een laptop mee?’ vroeg de organisatie. Maar nee! Kruiden bekijk je toch niet vanaf een scherm? En het maakt niet uit of je iets doet voor volwassenen of voor kinderen of jongeren: kruiden belééf je, met al je zintuigen. Een mooie uitspraak vind ik die van herborist Bertha Reppert (1919-1999): To grow them is to know them, to know them is to use them, to use them is to love them and then – happily – herbs become a way of life.

In een kringopstelling (het lijkt wel een school, zei een van de bezoekers) hebben we het eerst gehad over welke kruiden iedereen kent en wat ze ermee doen. Daarbij kwamen de bekende keukenkruiden naar voren. Van daaruit hebben we gekeken welke kruiden er nog meer zijn en welke gebruiksmogelijkheden ze hebben. Naast het gebruik bij het koken en in drankjes, ook het gebruik bij kleine kwaaltjes (zelfzorg) en in verzorgende crèmes en zalf. Dan zijn er ook nog toepassingen als natuurlijke verfstof, en om mee te tuinieren (als insecticide, plantenvoeding en bodemindicator) en de functie die kruiden nog steeds hebben in rituelen. Overal hebben we natuurlijk voorbeeldkruiden bij gezocht.

We hebben gekeken welke delen van de kruiden we gebruiken en waarom we kruiden waarderen. We waarderen de geur, kleur en smaak, en daarnaast ook de inhoudsstoffen die je (ongemerkt) binnenkrijgt als je kookt met kruiden. Dat wordt mooi geïllustreerd met een uitspraak van de Engelse arts Andrew Boorde, in de zestiende eeuw in The Brevyary of health: A good cook is half a physisian.

Van sommige kruiden gebruik je het blad, van andere de wortel, de bloem, de stamper, het zaad, de bloemknoppen, de bast, de vruchten of de pitten. We hebben bij ieder onderdeel minstens één kruid genoemd, waarbij is meegenomen dat een herborist breed kijkt naar kruiden en we geen onderscheid hebben gemaakt tussen kruiden en specerijen.

Om het geurvermogen te testen hebben we een geurtest gedaan met vijf verschillende kruiden in potjes. Even schudden, ruiken en opschrijven wat je denkt te herkennen. Dat bleek nog behoorlijk lastig! En we hebben zes verschillende soorten munt bekeken, gevoeld, geroken en geproefd.
En als je het over munt hebt, komt altijd snel ‘overlast’ naar voren, want munt woekert. Van daaruit was het een klein stapje naar geteelde en wilde kruiden en naar onkruid. Maar wat voor de een onkruid is, is voor de ander een nuttige plant. Dat ligt aan het gebruik en aan de plaats waar de plant staat. (In mijn ogen worden planten die opkomen op een plek waar ze niet geplant en dus niet gewenst zijn, veel te snel onkruid genoemd.) Wat was er toen ineens veel te bespreken!

En hoe voorkom je nu dat kinderen in de basisschoolleeftijd alle ‘groen’ al onkruid noemen? Door eenzelfde actieve benadering, door ze met kruiden in aanraking te brengen, te laten zien, ruiken, voelen en proeven! Dat kunnen ouders en grootouders, door (klein)kinderen mee te nemen de tuin en de natuur in, of door voor te lezen. Dat kan ook op school. Een biologieles over de onderdelen van een plant of bloem draagt dan wellicht minder bij, maar ga aan de slag met kruiden, een kruidenzalf maken, koken met kruiden, naar buiten om wilde kruiden te zoeken en iedereen wordt enthousiast. Want, nog zo’n mooie uitspraak, dit keer van Winnie de Pooh: Weeds are flowers too, once you get to know them.

Foto: ‘Kruiden’, © Jarno Verhoef